Page 24 - MEE Signaal
P. 24
Na afloop justitiële maatregel geen zorg en geen woonplek Continuïteit na forensische zorg (Wmo en Wlz)
Lars van 34 jaar heeft via justitie (forensische zorg) een 24-uurs bege- leide woonplek. Hij heeft een lichte verstandelijke beperking met een hoge mate van zelfredzaamheid, maar heeft soms wat sturing nodig.
Verder heeft hij ADHD en een schizo-affectieve stoor- nis. Lars is zeer beïnvloedbaar, houdt zich niet altijd aan tijdsafspraken en heeft moeite met het plannen van vrije tijd. Zijn denken stagneert als hij twee af- spraken tegelijkertijd heeft. Hij komt daar niet zelf uit.
Lars moet aangemeld worden voor een vervolgplek bij een woonvoorziening met 24-uurs begeleide
zorg, voor als de justitiële maatregel ophoudt. Om te voorkomen dat hij op straat terechtkomt is het nood- zakelijk dat hij rechtstreeks doorstroomt. Dit is in beginsel de verantwoordelijkheid van de zorgaanbie- der waar Lars nu met een justitiële titel geplaatst is. Omdat het niet lukt om op korte termijn een geschik- te woonplek voor Lars te vinden, heeft de zorgaan- bieder een cliëntondersteuner van MEE betrokken bij de zoektocht naar een geschikte woonplek.
L
De MEE-cliëntondersteuner constateert dat het huidige dossier van Lars onvolledig is. De vraag
is of psychiatrie voorliggend is of de lichte verstande- lijke beperking. Dat is onvoldoende duidelijk. Daarmee is ook onduidelijk of hij in aanmerking komt voor de Wlz of een beroep moet doen op de Wmo. Als de psychiatrische aandoening voorliggend is, kan Lars geen beroep doen op de Wlz.
Maar de psychiatrie houdt onvoldoende rekening met zijn lichte verstandelijke beperking; hij zal daar snel overvraagd worden. Een gestructureerde woonset- ting met stabiele begeleiding, afgestemd op zijn verstandelijke beperking, kan beter vanuit de gehan- dicaptenzorg worden geboden. Dat is echter zonder Wlz-indicatie niet mogelijk.
Hier dreigt een impasse te ontstaan. Zijn huidige dossier geeft onvoldoende aanknopingspunten om te bepalen welke grondslag voorliggend is. Als het goed is, wordt dat nu alsnog bij de forensische zorginstel- ling uitgezocht. Zo niet, dan leert de ervaring dat er tussen indicatiestellers voor vervolgvoorzieningen (gemeente/Wmo, CIZ/Wlz) discussie zal ontstaan over wie de indicatie moet stellen. Zolang dit niet helder is, zal geen zorgaanbieder bereid zijn Lars te plaatsen. Daar bovenop komt de vraag of er voldoen- de capaciteit is of dat er wachtlijsten zijn.
Het risico is groot dat Lars na afloop van de foren- sische zorg geen aansluitende woonplek met nood- zakelijke zorg krijgt. Dit is niet goed voor hem. Het vergroot ook de kans dat Lars wederom in aanraking komt met justitie.
24
Casus 8
ZVW
Wmo
Wlz
Forensische zorg