Page 25 - MEE Signaal
P. 25

  Knelpunten
Als binnen de forensische zorg geen volledig dossier wordt opgebouwd en/of vervolgzorg niet tijdig wordt geregeld, dan is het moeilijk om na afloop van de justitiële titel een aansluitend zorg- aanbod te realiseren. Er dreigt dan een discussie met de indicatiestellers voor Wmo-zorg (beschermd wonen) en Wlz over wie de indicatie moet stellen en/of de cliënt komt op een wachtlijst.
Wordt bij combinatie van een psychiatrische aandoening en een lichte verstandelijke beper- king de eerste als dominant gezien, dan is een Wlz-indicatie op dit moment vaak niet mogelijk. Dit is erg afhankelijk van de wijze en inhoud van de indicatie-aanvraag. Omdat Wlz-zorg wel meer passend is, kunnen deze cliënten geen optimale zorg krijgen.
Gemeenten hebben binnen de Wmo wel een aan- bod beschermd wonen voor GGZ-cliënten (vaak met wachtlijsten), maar voor cliënten met een lichte verstandelijke beperking is meestal geen passend aanbod. Gevolg is dat LVB-cliënten in de GGZ-setting overvraagd worden, beïnvloedbaar zijn en verkeerde keuzen maken.
De meeste GGZ-instellingen nemen geen cliënten aan met een IQ lager dan 70. De instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking (VG), die de gecombineerde VG/GGZ-zorg wel bieden hebben een lange wachtlijst.
Beschikbare capaciteit is niet goed verdeeld.
Zo kan de instelling waar Lars nu zit wel direct een tijdelijke behandelplek bieden vanuit de forensische zorg. Maar ze kunnen hem geen
vaste Wlz-verblijfplek aanbieden, omdat hij geen voorrang krijgt. De wachtlijst voor een Wlz-plek
bij dezelfde instelling is langer dan vier jaar.
Aanmelden bij andere instellingen heeft geen zin omdat zij niet tot plaatsing overgaan zonder een Wlz-indicatie.
Oplossingen
Justitiële instellingen moeten tijdig, voor het einde van een justitiële titel, de benodigde vervolgzorg in beeld brengen en de voor indicatiestelling nood- zakelijke gegevens verzamelen. Dit moet in hun beleid en werkwijze zijn verankerd.
Al jaren wordt onderkend dat verbeteringen
nodig zijn in de continuïteit van zorg na de straf- rechtelijke keten (www.continuïteitvanzorg.nl). Aangedrongen wordt op ketensamenwerking van indicatiestellers, financiers en zorgaanbieders en op samenwerking in alle zorgdomeinen en het so- ciaal domein. Inspanningen richten zich nu vooral op psychiatrisch patiënten met mogelijk gevaarlijk gedrag. Eenzelfde inzet is nodig voor de andere cliënten – zoals Lars – die na afloop van de foren- sische titel aangewezen zijn op een vervolgaanbod. Duidelijkheid over indicatiestelling en financiering, voldoende capaciteit (plaatsen en personeel) met de benodigde expertise, zijn daarvoor essentieel.
Bij een samenloop van problematiek staat de behoefte van de cliënt - en de voor hem of haar meest aangewezen zorg - op dit moment niet voorop. De indicatiestelling en de al dan niet ingekochte zorg per stelsel is bepalend. Er is meer flexibiliteit nodig - ofwel in de indicatiestelling, ofwel in de inkoop - om het denken vanuit de cliënt en de benodigde zorg te stimuleren in plaats van het denken in stelsels, dominante grondslagen
en voorliggende voorzieningen. Mogelijk wordt
het probleem voor de doelgroep GGZ-(L)VG vanaf 2021 opgelost doordat deze groep dan naar de Wlz overgaat.
Een vroegtijdige betrokkenheid van onafhanke- lijke cliëntondersteuning bij de overgang van het justitieel kader naar het zorg- of sociaal domein kan een goede aansluiting bevorderen. Dit vraagt namelijk vaak om de inzet van specifieke deskun- digheid op het gebied van de doelgroep, Wlz en het beschikbare aanbod. In de vorm van gezamenlijke pilots van justitie en cliëntondersteuning kan dit verder worden uitgewerkt.
Casuïstiek specifieke groepen
              25















































































   23   24   25   26   27